Tekst door: Eva ten Hoor
Ongeveer 81% van de Amerikanen is dagelijks online. Er wordt dankbaar gebruik gemaakt van verschillende mogelijkheden die het internet biedt.1 Zo gebruiken 246 miljoen Amerikanen Google als zoekmachine en zitten er 200 miljoen op Facebook.2 Daarbij gebruikt 62% van de Amerikanen online platforms voor het verkrijgen van nieuws.3 Dit soort aantallen zorgen voor een sterke machtspositie van techbedrijven. Ondanks dat deze techgiganten ons van gemakken voorzien, brengen zij ook gevaren met zich mee. Dit artikel tracht een van deze nadelen verder te belichten: de mogelijkheid om verkiezingen te beïnvloeden. Ten eerste zal kort worden behandeld hoe deze platforms functioneren. Vervolgens zal de invloed op Amerikaanse verkiezingen worden besproken. Daarna zullen verscheidene maatregelen worden besproken die getroffen zijn om beïnvloeding tegen te gaan. Tenslotte wordt er gekeken of het recht een rol kan spelen in het vinden van een oplossing. Er zal worden afgesloten met een conclusie.
Hoe algoritmes bijdragen aan de verspreiding van nepnieuws
Alvorens te bekijken hoe beïnvloeding plaats kan vinden, is het goed om stil te staan bij een belangrijk hulpmiddel van sociale platforms: algoritmes. Algoritmes bepalen, op basis van eerdere interesses van een gebruiker, wat deze in de toekomst te zien zal krijgen.4 Hierdoor zullen dezelfde interesses of denkbeelden steeds terugkomen. Dit systeem kan ervoor zorgen dat een gebruiker in een bubbel terecht komt. Als gevolg zal hij dus enkel gedachtegoed te zien krijgen dat overeenstemt met zijn eigen perspectief. Hierdoor dreigen andere perspectieven naar de achtergrond te verdwijnen. Daarnaast maken algoritmes het verspreiden van nepnieuws gemakkelijker. Onjuiste informatie circuleert zonder al te veel obstakels rond op het internet: een bericht plaatsen of delen is immers zo gedaan. Het vaststellen van de authenticiteit van de bron blijkt vaak moeilijk en tijdrovend. Door het gebruik van algoritmes blijven deze berichten echter terugkeren op de tijdlijn van gebruikers.5 Algoritmes maken namelijk geen onderscheid tussen feit en fictie, waardoor nepnieuws kan blijven rondgaan op platforms.6
Deze gang van zaken vormt een bedreiging voor een goede informatievoorziening, welke van belang is voor het functioneren van een democratie. Mensen moeten immers de mogelijkheid hebben on hun (politieke) keuzes te baseren op juiste informatie. Nepnieuws kan voor onrust in de samenleving zorgen, polarisatie in de hand werken en de publieke opinie beïnvloeden.7 Het is dus voorstelbaar dat door de verspreiding van nepnieuws ook verkiezingen worden beïnvloed.
‘Dat sociale media een gevaar kunnen vormen voor verkiezingen, blijkt ook als in 2018 naar buiten wordt gebracht dat het bedrijf Cambridge Analytica de gegevens van meer dan 80 miljoen Amerikanen verzamelde.’
De Amerikaanse verkiezingen van 2016
Dit was dan ook terug te zien in de Amerikaanse verkiezingen van 2016. Veel onjuiste informatie circuleerde op onder andere Facebook en Twitter. Zo zou Hillary Clinton wapens hebben verkocht aan IS en zou Donald Trump worden gesteund door de Paus.8 De Britse krant The Sun deed onderzoek naar de verspreiding van nepnieuws. Geconcludeerd werd dat 20% van de tweets omtrent de verkiezingen afkomstig waren van geautomatiseerde accounts. Dit soort accounts zouden volgens The Sun meer nadeel dan voordeel hebben opgeleverd voor de politieke discussie in de Verenigde Staten.9 Dat sociale media een gevaar kunnen vormen voor verkiezingen, blijkt ook als in 2018 naar buiten wordt gebracht dat het bedrijf Cambridge Analytica de gegevens van meer dan 80 miljoen Amerikanen verzamelde. Deze gegevens werden gebruikt om hun stemgedrag te beïnvloeden in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016. Dit zorgde voor veel verontwaardiging onder de Amerikaanse bevolking.10
De rol van Google
Niet alleen sociale media als Twitter en Facebook hebben de mogelijkheid om verkiezingen te beïnvloeden. Zo beweert dr. Robert Epstein, onder andere journalist en professor, dat Google ook een serieus gevaar vormt voor de Amerikaanse vrijheid en democratie. Ook Google maakt gebruik van algoritmes. Deze algoritmes bepalen in welke volgorde gebruikers zoekresultaten te zien krijgen. Dr. Epstein stelt dat algoritmes een voorkeur kunnen hebben voor een politieke partij of presidentskandidaat. Gezien veel mensen van de zoekmachine gebruik maken, is het niet onvoorstelbaar dat het bedrijf gemakkelijk veel zwevende kiezers kan beïnvloeden. Epstein is ervan overtuigd dat dit ook gebeurt. Echter, dit laat bijna geen sporen na. Het is voor autoriteiten dus moeilijk om dit soort praktijken te onderzoeken. In zijn onderzoek stelt Epstein bijvoorbeeld dat in een situatie waarbij alle techgiganten dezelfde presidentskandidaat zouden steunen, 15 miljoen stemmen zouden kunnen worden bepaald.11
Bij de tussentijdse verkiezingen in de VS van 2018 plaatste Google een go-vote reminder op hun startpagina. Volgens Epstein zou deze herinnering een extra 800,000 tot 4,6 miljoen Amerikanen op de been hebben gebracht om te gaan stemmen. Dit zou veelal ten gunste zijn geweest van de Democratische Partij.12
Echter, er bestaat wel kritiek op het onderzoek van dr. Epstein. Onder andere Nicholas Diakopoulos, assistent-professor aan Northwestern University, stelt in de New York Times dat moeilijk te bepalen is in hoeverre de kiezer daadwerkelijk wordt beïnvloed bij de gang naar de stembus.13 Meer in het algemeen stelt Marietje Schaake, directeur technologiebeleid aan Stanford University, dat het moeilijk is om vast te stellen hoe groot de invloed van techbedrijven op verkiezingen zijn; dit soort bedrijven geven namelijk weinig informatie prijs over hun data.14
Of het onderzoek van Dr. Epstein volledig waterdicht is, valt dus te betwijfelen. Zijn bevindingen geven wel stof tot nadenken over de machtspositie die deze bedrijven hebben in informatievoorziening. Onderzoekers zijn het in ieder geval eens over het feit dat bedrijven in theorie de mogelijkheid hebben om Amerikaanse kiezers te beïnvloeden. Echter, het is dus onzeker in hoeverre dat op dit moment gebeurd. Toch is het belangrijk om dit fenomeen te onderzoeken. Als beïnvloeding op grote schaal blijkt plaats te vinden, kan men zich afvragen in hoeverre kiezers de kans krijgen een vrije, gefundeerde keuze te maken met gefilterde of onjuiste informatie.
Techgiganten die hun verantwoordelijkheid nemen
Eerder nam Facebook weinig verantwoordelijkheid voor de juistheid van de berichten die op hun platform rondgaan. Na enkele schandalen rondom de vorige presidentsverkiezingen zijn zij echter een andere weg ingeslagen. Het bedrijf koos voor een meer actieve aanpak om verdachte (nep)accounts op te doeken. Ook zijn veel onduidelijke advertenties geweigerd en zijn waarschuwingen geplaatst bij berichten die valse informatie bevatten.15 Ook Twitter besloot stappen te ondernemen om de verspreiding van nepnieuws tegen te gaan. Zij besloten in 2019 om gebruikers geen politieke reclames meer te laten plaatsen op het platform.16
Ook verschijnen nu meldingen bij onjuiste berichten.17 De vele waarschuwingen op het account van president Trump, vooral omtrent de afgelopen presidentsverkiezingen, kunnen weinig mensen ontgaan zijn.

![]()
Controle en regelgeving
Door veel van dit soort ontwikkelingen komen er steeds meer geluiden uit de Amerikaanse samenlevingen om de macht van techgiganten aan banden te leggen. Deze roep komt zowel uit het kamp van de Democraten als van de Republikeinen. Toch maakt vooral de Republikeinse Partij zich zorgen over de wijze waarop sociale media een rol spelen in het publieke debat. Gematigde kiezers maken zich vooral zorgen over eventuele buitenlandse inmenging en privacyschandalen.18 Wetgeving is echter lastig om te maken: door constante technologische innovaties blijkt het moeilijk voor de wetgever om de ontwikkelingen bij te benen. Regels om de macht van bedrijven aan banden te leggen of een betere informatievoorziening te garanderen blijken al snel achterhaald.19 Er worden verschillende manieren geopperd om de macht van deze bedrijven in te perken en hun beïnvloeding op verkiezingen te beperken.
Dr. Epstein pleit bijvoorbeeld voor het opzetten van monitorsystemen. Door bij gebruikers mee te kijken, kan meer onderzoek worden gedaan naar de werking van systemen. Alvorens zullen gebruikers uiteraard om toestemming worden gevraagd.20 Schaake pleit voor meer toezicht bij techbedrijven. Zij is van mening dat deze bedrijven op dit moment over te veel verantwoordelijkheid beschikken.21 Ook de Europese Unie probeert manieren te vinden om de macht van techbedrijven in te perken. De EU is vooral bezig met het maken van wetgeving voor bedrijven.
In de VS zijn ze bijvoorbeeld bezig met het opleggen van boetes. Zo heeft de Federal Trade Commission (FTC) een boete van 5 miljard dollar opgelegd aan Facebook wegens het schenden van privacyregels.22 Daarnaast bestaat in het land de roep om techgiganten op te splitsen. Onder andere een commissie van het Huis van Afgevaardigden stelt dat de monopoliepositie van deze bedrijven nadelig is voor de privacy van consumenten. Ook stellen zij dat het voor consumenten ingewikkelder wordt aan betrouwbaar nieuws te komen, gezien een gering aantal bedrijven invloed hebben op de informatievoorziening.23 Een opsplitsing blijkt met de huidige regelgeving echter erg complex. Het is daarbij de vraag of deze actie het probleem zal gaan oplossen, gezien de bedrijven dan alsnog over veel macht bezitten.
Verder gaan geluiden op grote overnames tegen te gaan binnen de techwereld. Hierbij is te denken aan Facebook die besloot Instagram over te nemen.24
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat onduidelijk is hoe groot de beïnvloeding vanuit techbedrijven op Amerikaanse verkiezingen is. Wel staat vast dat zij over de mogelijkheid beschikken om de uitslag deels te kunnen bepalen. Hun algoritmes kunnen niet alleen een eenzijdig beeld bij kiezers creëren, zij kunnen ook faciliteren dat deze functionaliteiten nepnieuws verspreiden onder gebruikers. Nepnieuws en algoritmes zouden kiezers kunnen beïnvloeden in hun stemgedrag, hetgeen zichtbaar was bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016. Techgiganten lijken zich steeds meer bewust te worden van hun rol. Zij treffen dan ook steeds meer maatregelen om ongewenste beïnvloeding tegen te gaan. Amerikanen willen hier echter niet op wachten, en opperen zelf ook verschillende manieren om de macht van deze bedrijven aan banden te leggen. Te denken valt hierbij aan meer toezicht op techbedrijven en het eventueel opsplitsen van deze. Ondanks dat het recht voor veel problemen een oplossing kan bieden, blijft het de vraag in hoeverre regelgeving de snelle technologische ontwikkelingen kan bijhouden. Een zo goed mogelijke oplossing zal echter gevonden moeten worden: het kan niet zo zijn dat techbedrijven voor Amerikanen het stemvakje inkleuren.

![]()

Reageren? Stuur een mail naar: [email protected]
Google+